Een dolende jood, dat was de Tsjechische schrijver Egon Hostovský (1908-1973). Hij werd geboren in een Boheems stadje, was familie van de beroemde Stefan Zweig en kwam jong in de ban van boeken. In de jaren 30 zette Hostovský een reeks romans die vertaald werden op zijn naam. Ze waren subtiel, existentialistisch, met veel aandacht voor het innerlijk leven. Zo lazen de Europeanen uit het interbellum hun schrijvers graag.
Het waren ook die romans die Hostovský redden van de ondergang toen de nazi's Tsjecho-Slowakije binnenvielen. De schrijver gaf toen net een lezing in Brussel. Hij vluchtte naar Parijs, 'een stad van zacht geritsel, zoet smeltende taal, blauwig grijs'. Een stad die helaas ook in handen van de nazi's viel. Hostovský reisde via Portugal naar de VS - terwijl zijn vader en zussen vermoord werden in de kampen.
Na de oorlog maakten de communisten Hostovský's leven in Tsjecho-Slowakije onmogelijk, en opnieuw doolde hij rond, …Lees verder
Een dolende jood, dat was de Tsjechische schrijver Egon Hostovský (1908-1973). Hij werd geboren in een Boheems stadje, was familie van de beroemde Stefan Zweig en kwam jong in de ban van boeken. In de jaren 30 zette Hostovský een reeks romans die vertaald werden op zijn naam. Ze waren subtiel, existentialistisch, met veel aandacht voor het innerlijk leven. Zo lazen de Europeanen uit het interbellum hun schrijvers graag.
Het waren ook die romans die Hostovský redden van de ondergang toen de nazi's Tsjecho-Slowakije binnenvielen. De schrijver gaf toen net een lezing in Brussel. Hij vluchtte naar Parijs, 'een stad van zacht geritsel, zoet smeltende taal, blauwig grijs'. Een stad die helaas ook in handen van de nazi's viel. Hostovský reisde via Portugal naar de VS - terwijl zijn vader en zussen vermoord werden in de kampen.
Na de oorlog maakten de communisten Hostovský's leven in Tsjecho-Slowakije onmogelijk, en opnieuw doolde hij rond, van Denemarken naar New Jersey. Hij trouwde er en settelde zich, volgens zijn zoon 'een eeuwige vreemdeling tussen de gazonsproeiers.' Van een man die nooit meer naar huis kon kan je verhalen over ontworteling verwachten, en die schreef hij ook. Zie 'Vreemdeling zoekt kamer' (1947) , waarin een man vruchteloos onder dak probeert te komen in de grootstad, en De schuilplek (1946), een novelle waarin Hostovský teruggaat naar de bron van zijn lijden: de oorlog.
Het is geen held die Hostovský hier opvoert, integendeel. Een naamloze Tsjechische ingenieur houdt zich al twee jaar schuil in een kelder op het Normandische platteland. Van daaruit schrijft hij een brief aan zijn vrouw Hana. De brief is een schuldbekentenis, de verstekeling wordt verteerd door spijt. Hij denkt terug aan zijn huwelijk, zijn twee tienerdochters die te vlug volwassen werden ('zij zijn mij kwijtgeraakt en ik hen'), zijn vrouw met wie hij niet meer praat. 'Vermeende zekerheden die in elkaar begonnen te storten, met ons eronder.'
De cijfertjes en radertjes van zijn ingenieursjob kunnen hem niet meer bekoren, zijn uitvinding, een richtapparaat voor luchtafweergeschut, kan hem gestolen worden. Midden in de midlifecrisis besluit hij zijn collega Olga naar Parijs te volgen. 'Ik ging een aalmoes zoeken in de verten, niet wetend dat wat ik zocht, alleen in mezelf te vinden was - of nergens.'
Met Olga wordt het niets, maar als op hetzelfde moment de nazi's Tsjecho-Slowakije binnenvallen zit de ingenieur vast en moet hij onderduiken - de Duitsers gaan ervan uit dat de man zijn militaire uitvinding aan de Fransen wil verkopen. Vegeterend in de kelder van een oude vriend raakt de ingenieur verstrikt in zijn eenzaamheid en in de nood om één laatste daad te stellen. Een daad die zijn kwakkelende leven moet goedmaken en die zijn vrouw met trots kan vervullen. Een offer dat hij met de dood zal bekopen. 'Anders zou niets zin hebben, helemaal niets, ons leven, ons huwelijk, ons lijden en ons ronddolen.'
Een klassieke oorlogsroman is De schuilplek niet, al is hij wel te vergelijken met het werk van Hans Fallada. Ook hier gaat het om een gewone man - een falende echtgenoot met sentimentele fantasieën over een grote liefde - die door de omstandigheden ten val komt en boven zichzelf uitstijgt. Maar typisch Hostovský is het waas van eenzaamheid en nostalgie dat over de gebeurtenissen hangt. De zielsnood van de ingenieur is geen bijproduct van de actie, ze is de kern van het verhaal.
De opsluiting in de kelder is de natuurlijke voortzetting van een leven dat zich al voor de oorlog in een schemerzone afspeelde. 'Ook vroeger was het alsof mijn beste vrienden me in het donker kwamen opzoeken en alsof ik slechts zelden menselijke gezichten zag', beseft de ingenieur. Ontsnappen aan dat isolement lukt alleen in dagdromen over de zomers van de kindertijd - in lyrische fragmenten, de mooiste in deze novelle - of in een heldhaftige dood. Het open einde laat de lezer ronddolen, even thuisloos als de ingenieur. Een abrupt slot kan irriteren, maar voor de dolende jood Hostovský is het precies gepast.
Vertaald door Edgar de Bruin, Zirimiri Press, 128 blz., 19,50 €.
Verberg tekst